De Franse componist en organist Maurice Duruflé (1902-1975) was leerling van Paul Dukas (1865 – 1935) en de top organist en componist Louis Vierne (1870 – 1937). Vanaf 1944 was hij als leraar verbonden aan het conservatorium in Parijs. De meeste van Duruflés werken, waaronder vocale composities en orgelwerken, zijn religieus. Hoewel zeker niet modern, maken zijn werken door hun ingetogenheid en expressieve warmte een diepe indruk. Duruflé schrapte en verbeterde zijn werken voortdurend. En was hij dan nóg niet tevreden, dan vernietigde hij het werk. Al met al vergaarde deze componist een matig oeuvre. Slechts veertien stukken bleven bespaard, waar tenminste één meesterwerk bij zit, het Requiem opus 9 uit 1947 voor solostem, koor en orgel (en orkest). Behalve laatstgenoemd werk schreef Duruflé sublieme orgelwerken, waaronder Messe Cum Jubilo opus 11.
Het is alsof je een groep Franse monniken hoort zingen onder begeleiding van fraaie akkoorden en innige melodieën. Duruflés Requiem herbergt veel Gregoriaanse melodieën, gestoken in een impressionistisch jasje. Het Piu Jesu uit de vredige dodenmis geldt als absoluut hoogtepunt en wordt dikwijls als zelfstandig stuk uitgevoerd. Duruflés Requiem kent geen Dies Irae. Geen schilderachtig verslag van het laatste oordeel zoals dat in menig requiem voor een dramatisch hoogtepunt zorgt. Het Requiem straalt berusting uit en een haast vanzelfsprekend vertrouwen dat alles goed komt en dat je niet bang hoeft te zijn dat de hemel voor jou gesloten blijft. Net als in het even zo fraaie Requiem van collega Gabriel Fauré (1845 – 1924), die trouwens als voorbeeld gold, zoekt Duruflé zijn muzikale troost in pasteltinten.
Dirigent: Bas Halsema